Tijdens ons ontbijt, of gezien het tijdstip, tijdens onze bruch voel ik onverwacht beweging. Een fractie van een seconde vraag ik mezelf af of onze laatste treinreis me nog parten speelt. Soms, na een lange rit, voel ik mijn lichaam nog bewegen terwijl we al lang zijn uitgestapt. Al snel besef ik dat de beweging niet in mijn lichaam zit, maar er buiten… in de aarde… de aarde beeft… ! Stoelen, tafels, ijskasten, ons ontbijt, alles begint te trillen. Samen met het hotelpersoneel en de andere gasten kijken we rond, geen idee wat te doen, geen idee of dit de voorbode is van meer, van erger. We zijn in Varanasi, een labyrint van smalle steegjes. Eén van de oudste levende steden ter wereld. Het ene gammele gebouw naast het andere. We kunnen geen kant op, de vlakte van de Ganges is te ver weg. Dan is het voorbij, hoewel mijn lichaam nog steeds trilt.
We gaan terug over op de orde van de dag: eten… Het nieuws wordt opgezet. De eerste verslagen in het Hindi sijpelen binnen. Uit de vertaling van het personeel begrijpen we dat het epicentrum in Nepal ligt. Het aantal doden is op dat moment te overzien. Al bij al valt het nog mee.
Na onze brunch maken we een wandeling langs de ghats van de Ganges. De fascinerende uitzichten volgen elkaar in razendsnel tempo op. We zien priesters, bedelaars, pelgrims, koeien, mensen die zich ritueel baden, kleding die gewassen wordt, kinderen die langs de waterlijn cricket spelen, jongeren die stiekem hand in hand op de stenen trappen zitten, majestueuze gebouwen,… Plots roept iemand “this way, burning ghat”. Nieuwsgierig volgen we hem en daar zien we de vuren branden. Het vuur van de crematies. Iedereen die sterft in Varansi bereikt onmiddellijk ‘moksha’, verlichting. Vele Indiaers komen naar Varanasi om er te sterven en hun as wordt uitgestrooid in de Ganges. Het is al lang verboden om een lichaam in zijn geheel te water te laten en toch worden we door ‘onze gids’ gewezen op het lichaam van een dode man. Hij vertelt dat deze man, ondanks het verbod, zal verzwaard worden met stenen en zonder verbranding aan de Ganges zal gegeven worden. Ik kijk naar het gezicht van de dode man, tot mijn verbazing doet het me weinig.
Later die avond krijgen we door dat de aarde een groter aantal slachtoffers heeft geëist dan aanvankelijk gedacht. Magere Hein is alom aanwezig vandaag.
Zelf ben ik nog nooit geconfronteerd geweest met een groot verlies, dus vergeef mij als ik bij de komende denkoefening een beetje kort door de bocht ga.
Boeddhisten krijgen poging na poging om het Nirwana te bereiken, Hindu’s blijven onophoudelijk reïncarneren, christenen streven naar een boterbriefje en rijstpap en moslims krijgen hun 77 maagden.
Is de dood echt zo verschrikkelijk? Bij het zien van de berichten uit Nepal voelen we een groot verlies, terwijl volgens de meeste religies het leven slechts een opstapje is naar ‘beter’.
Waarom heerst er dan zo’n groot verdriet bij elk sterfgeval? Omdat we op het einde van de rit ons geloof kwijtgeraken? Dat we beginnen twijfelen aan onze hemel met gouden lepels?
We huilen niet voor de dode, maar voor onszelf. We blijven achter met een groot gemis en zijn niet standvastig genoeg in ons geloof dat onze geliefde een volgende stap heeft genomen. Als we überhaupt al ergens in geloven… .
Ik heb voor mezelf nog geen betekenis kunnen geven aan ‘een leven na de dood’.
Waarschijnlijk zal ik op een dag nergens meer in geloven, tranen met tuiten huilen en mezelf afvragen ‘Waarom?’.
Tot die tijd blijf ik op regelmatige basis vijf zinnen herhalen uit een boek* van Thich Nhat Hanh. Deze medititieoefening maakt me vaak kwaad en opstandig. Toch doet de oefening me beseffen dat de dood inherent is aan het leven. Volledige aanvaarding is de enige manier. Bij elke ademhaling laat ik mijn angsten en geliefden los.
Soms denk ik de volledige reikwijdte van deze zinnen te vatten, het grotere geheel te zien, even vaak snap ik er helemaal niets van…
Ik adem in en besef dat ik oud zal worden.
Ik adem uit en besef dat ouderdom onvermijdelijk is.
Ik adem in en besef ik ooit ziek zal worden.
Ik adem uit en besef dat ziekte onvermijdelijk is.
Ik adem in en besef dat ik ooit zal sterven.
Ik adem uit en besef dat de dood onvermijdelijk is.
Ik adem in en besef dat alles wat mij dierbaar is en iedereen die ik graag heb veranderlijk is.
Ik adem uit en ik besef dat ik alles en iedereen zal moeten loslaten.
Ik adem in en besef dat ik alleen mijn handelingen en gedachten heb.
Ik adem uit en besef dat alleen mijn handelingen achterblijven.
*Wat de wereld nodig heeft
Een boeddhistische visie op het behoud van de aarde.