1 april, 9u
De wekker gaat, vandaag vliegen we retour naar India. Snel de laatste spulletjes pakken en we kunnen weer op weg. Thuis voelt een dag waarop je gaat vliegen erg bijzonder. Hier is het een dag als alle andere, enkel mijn zakmes moet uit mijn handbagage.
1 april, 11u
Gaan we per tuk-tuk of per bus naar de luchthaven? De ene kost ons een paar tientjes, de andere een paar honderd roepies. De ene zet ons af voor de deur, de andere vraagt een extra wandeling van anderhalve kilometer.
“Eens kijken of we een goede prijs voor de tuk-tuk kunnen regelen, het wordt nog een lange reis.”
Als we één stap op straat zetten gebeurt het weer vanzelf:
“Hey, you need tuk-tuk? Where you going?”
“To the airport with the bus.”
“Come, come, cheap price!”
“How much?”
“Only 700.”
“I give you 500.”
“No, no, 700 cheap price.”
“No 500!”
“Ok, ok, step in, … I do it for 600”
“500!!!”
“600 last price”
“Ok then we go!”
We draaien ons in koor om en beginnen te wandelen.
“Ok step in.”
De man was al van 7 uur vanochtend aan het wachten op zijn eerste klant.
1 april, 11u30
Aan de rij bij de vertrekhal lijkt geen einde te komen. ‘Rij’ is veel gezegd. Te pas en te onpas ontstaan er ‘hoopjes’. Sri Lankezen houden van hoopjes, dan kan je makkelijker voorbij steken.
Thuis kon ik me vaak stilzwijgend aan zulke situaties ergeren. Je staat in een rij aan de kassa, in Walibi, voor een bankautomaat, …. en plots wordt de rij ‘onduidelijk’. Je weet wat er gebeurt maar zolang iemand je niet ‘echt’ voorbijsteekt is het moeilijk om er iets van te zeggen. Het stemmetje binnenin begint te razen. “Zou ik iets zeggen? Of niet? Kan die nu niet gewoon achter mij blijven staan! Die is nu toch echt wel …”
Mijn filters vallen weg en ik zeg makkelijker wat ik denk. Er wordt terug een rij gevormd en iedereen blijft braaf achter ons… Tot een paar minuten later een nieuwe Sri Lankees is opgerukt en plots weer naast mij opduikt, …
1 april, 12u30
Op zoek naar een maaltijd op de luchthaven. We hebben ‘veel’ roepies over waar we vanaf moeten. De meeste zaken aanvaarden echter geen lokaal geld meer voorbij de douane en de prijzen staan in dollar aangegeven. Onze ‘veel’ roepies zijn amper 1 warme maaltijd waard. Damn!
1 april, 13u50
Take Off
1 april, 15u15
De immigratiebeambte vraagt me wanneer we weer uit India vertrekken. Ik sta met mijn mond vol tanden. We hebben helemaal nog geen vertrekdatum en mijn gevoel van tijd ben ik nagenoeg kwijt. Vraag me welke dag van de week het is en ik moet op mijn gsm kijken. Nu gaat het om maanden en ik kan op niets komen. En ik weet dat ze niet houden van vage verhalen. “Euhm, euhm, two days before te end of our visa”. Gelukkig slikt hij mijn antwoord en haalt hij zijn grote stempel boven. We’re back in India.
1 april, 15u25
Vanaf hier kennen we onze weg, we kwamen al twee maal eerder langs Madurai. Ik krijg een tuk-tuk rijder zo ver om ons te tonen waar de bushalte is, een overwinning van vriendelijkheid op winstbejag.
Terwijl we een eerste chai drinken zie ik de bus een eind verderop rijden. “Zakken pakken en lopen!”
Arm vrouwtje van me, het is voor haar nog minder evident om met dat gewicht een spurtje te trekken dan voor mij.
1 april, 15u30
Aan de babbel met de buschauffeur en de ticketverkoper. De bus vertrekt pas binnen een kwartier. Dit is de standplaats en net stonden we op de halte … We bieden hen een Sri Lankese Lemon Puff aan.
1 april, 16u
Op de bus richting Madurai glijdt een film van bekende beelden voorbij. Mensen liggen langs de straatkant in lompen. Afval, overal waar je kan kijken afval. Geuren die door je neus heenrijden als de kruising van een TGV met een vuilniswagen en toch betrekkelijk vertrouwd ruiken. We zijn terug op de grootste vuilnisbelt van de wereld en ik wil op geen enkele andere plek zijn.
Alle beelden, geuren en geluiden zijn zo anders dan in Sri Lanka. Beide landen hebben wat mij betreft niets, maar dan ook niets met elkaar te maken, behalve hun nabijheid.
Het maakt dat ik met een hernieuwde blik rondkijk. Ik ben weer gevoelig voor wat ik zie. De armoede maakt me triest, ik wil met een vuilniszak rondlopen om heel deze wereld op te kuisen, ik wil de mensen uitleggen dat ze niet moeten roepen en toeteren om gehoord te worden, … Ik besef dat er binnen een paar uur weer noodzakelijke filters zullen opkomen. Noodzakelijk ja, een mens kan dit op lange termijn niet aan zonder filters. En toch is het ook heerlijk om te voelen hoe ik hier terug door geraakt word.
Een eeuwig tweestrijd. Tot waar laat ik me raken? Vanaf waar maak ik me hard en neem ik afstand? Ik heb er geen pasklaar antwoord op.
1 april, 17u
Ik vergat een maand terug een broek en hemd bij Mital. De spullen liggen klaar aan de receptie van het hotel van haar ouders. Cool! Eén broek minder maakt in dit geval echt een groot verschil!
Nu naar het dakterras en wachten op Mital. ‘Rond’ 19u30 komt ze naar hier om samen iets te eten.
1 april, 20u45
Mital komt toe, nu zijn we volledig. Er werden nog CSers uitgenodigd, we zijn met een clubje van 7. Ook een Belgische meid die alles thuis achterliet en nu op zoek is naar een plek in India om een guesthouse te starten.
1 april, 23u50
Onze nachttrein vertrekt redelijk op tijd. We hebben twee Upper Berths in Sleeper Class. Ik hoop dat iedereen snel stil wordt zodat we dadelijk kunnen slapen. Op de trein slaap je toch altijd minder vast. Mijn Eastpak met de waardevolle spulletjes trek ik op mijn buik en ik draai me alvast op mijn zij.
2 april, +/- 1u
Een paar meter verder worden nummers heen en weer geroepen en het licht gaat aan. Er liggen er weer een paar niet op hun plaats …
2 april, 7u
Ik moet plassen. Onderweg naar de wc grijp ik de steunen langs de deur en hang mijn lijf uit de trein. Met slaperige ogen zie ik een landschap zoals ik het nooit eerder zag, zanderig goud-bruin met best veel groene vegetatie en in de verte wat bergen. In heel het plaatje geen mens te bespeuren. Ik kijk naar links en zie wagons zover mijn oog reikt. Rechts hetzelfde verhaal.
2 april, 7u02
Die geur, …. De geur van een Indian Railways Sleeper Class hurktoilet. Als je me binnen 20 jaar een staal van dit odeur laat ruiken weet ik gegarandeerd nog steeds waar het vandaan komt. Niet noodzakelijk ondraaglijk, wel absoluut uniek.
2 april, 8u20
We moeten in de buurt van Bangalore-East Station zijn. Het is geen officiële halte, maar aangezien onze trein toch te pas en te onpas stopt maken we ons klaar om de sprong te wagen. Backpack op de rug en Eastpack op de buik. Ik hang mezelf weer half uit de trein om te kijken waar we zijn. Nog wat trager, … nog een beetje, … enne ja! Dit bespaart ons een extra rit vanuit het centrum van de stad.
2 april, 8u45
We bellen aan bij Samar. Omdat we twee nachten na elkaar met de trein reizen vroegen we een CSer of we bij hem een douche mogen nemen. We werden gewaarschuwd dat er veel vrienden en familie zou rondlopen, verder was het in orde.
Een hele dag heerst er in het appartement een gezellig komen en gaan. Ik heb echt waar geen idee hoeveel mensen ik gezien heb. We krijgen zowel ontbijt als een rijkelijke lunch voorgeschoteld en genieten van de welverdiende douche.
Het grootste deel van de tijd praten we met Vimal. In één gesprek passeren zowel religie, uitgaan, politiek, ethisch zakendoen, de Indiase entertainment scène, opvoeding, trouwen, … de revue. Ik vind het heerlijk, gesprekken waar je iets uit meeneemt, en waarvan je weet dat de ander dat ook doet.
Laat na de middag verdwijnen we weer, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
2 april, 20u30
Onderweg naar het station komen we in een shopping centrum terecht. Geloof het of niet, maar ze hebben er een Spar. We kopen alle ingrediënten voor ons all time winner ontbijt.
Bij de uitgang een tiental kassa’s naast elkaar, net zo ontworpen zoals thuis. Alleen hebben de mensen geen benul wat ze ermee moeten … Het pedaal van de rolband werd waarschijnlijk nooit aangesloten, de producten worden één voor één uit het karretje aan de kassier aangeboden, de plastieken tasjes liggen op de rolband ipv er voorbij, na elke scan worden zowel de prijs als de barcode nauwgezet nagekeken en als ik zelf mijn producten in een plastic tasje wil steken is de kassier al helemaal in de war … Ik had niet noodzakelijk haast, maar als iets dat 4 minuten hoort te duren er plots meer dan 15 in beslag gaat nemen vind ik het toch heel moeilijk om rustig te blijven.
2 april, 23u30
Met goed en wel een uur vertraging komt onze trein het station binnengereden. De vloer van de coupé ziet eruit alsof een hele kudde apen zich in de afdeling nootjes van een supermarkt heeft uitgeleefd. Gelukkig komt er nog iemand rond om wat te vegen.
Het duurt nog zeker een half uur voor de trein vertrekt. Ik leg me neer en val als een blok in slaap.
3 april, 8u
Ik heb voor het eerst het gevoel dat ik goed geslapen heb op een trein, fijn.
3 april, 10u
Onze wagon is bijna leeggelopen. Tijdens de volgende halte stoppen we 5 minuten en plan ik een wandelingetje te gaan doen op het perron.
3 april, 10u05
We rijden het station binnen. Op het perron staan, … mensen. Een zee van mensen. Terwijl we verder het station binnenrijden begint de zee meer op een oceaan te lijken. Elke trein heeft een paar wagons voor de ongereserveerde klasse en ik besef dat deze toevloed daar niet in past.
Deze mensen kennen hun treinen beter dan wij, ze weten perfect dat deze wagons intussen zo goed als leeg zijn. Morgen is er een religieus festival in Hampi en niets of niemand zal hen tegenhouden daar heen te gaan.
Onze wagon stroomt vol met zoekende, trekkende, duwende families. Allen op zoek naar zitplaatsen. Op een paar minuten tijd is de rustige wagon omgetoverd tot een rumoerig krioelen en zit ik op een bank met 5 volwassenen en een kind waar er eigenlijk 3 thuis horen. In het gangpad staan zij die onderaan bengelen als de wet van de sterkste opduikt. Ze zullen de reis staand afleggen.
Ik heb me wel vaker in de drukte begeven, maar nooit zo onverwacht, zo ongecontroleerd. Het ene moment geniet je van je rust en ben je aan het schrijven, twee minuten later voel je je belemmert en boos worden omdat er een nieuwschierig kind met haar neus 20 centimeter boven je iPad hangt. Ik besef dat ze mijn gevoelens niet verdient. Met haar interesse is niets mis, ik ben het die me gepakt voelt.
Ik wil mijn recht op mijn persoonlijke vierkante meter inroepen, omdat ik wel betaalde voor de gereserveerde plaats en zij niet. Een gevoel waar ik niet noodzakelijk trots op ben.
Het werden nog een uitdagende paar uren.
3 april, 14u
Gelukkig rijdt er een bus van het treinstation in Hospet naar de Central Bus Stand. Als we daar toekomen vinden we dadelijk onze bus naar Hampi. Nog een half uur te gaan.
3 april, 15u
We willen overnachten aan de overkant van de rivier. Tussen beide oevers vaart een minuscuul bootje, waar wonderbaarlijk genoeg een 30tal mensen en twee scooters in passen. “Niet nadenken, gewoon instappen!”
3 april, 16u
Recent hebben we een nieuwe tactiek bedacht. Één van ons zet zich gezellig op een terras met een fris drankje en let op de bagage. Ondertussen kiest de ander een leuke guesthouse zonder de letterlijke druk van bagage op de schouders. Het bespaart energie en creëert extra onderhandelingsruimte.
3 april, 21u
Na een welverdiende maaltijd lig ik afgemat op bed nog wat te schrijven, 60 uur na vertrek. Het landschap van Hampi lijkt de inspiratiebron voor zowel Super Mario als Tomb Raider: overal opeengestapelde rotsblokken, afgewisseld met bananenplantages en eeuwenoude tempels en ruïnes. Ik vind het prachtig!
Het heeft best veel energie gekost om hier te geraken. Aan de andere kant krijg ik met deze locatie en alle ervaringen onderweg veel in de plaats. Zo blijft de balans in evenwicht.
Er zijn dagen waarop ik zoek naar rust en er zijn dagen waarop ik mijn nieuwe motto inroep: “Soms kan het gene kwaad om u eens moe te maken”. Zeker niet als je iets echt graag wilt.